Oestrogenen bij de postmenopauzale vrouw en risico op endometriumhyperplasie

Het is bekend dat een behandeling met oestrogenen bij postmenopauzale vrouwen het risico op endometriumhyperplasie en endometriumcarcinoom verhoogt [zie b.v. Folia januari 1998]. Dit risico is vooral goed gedocumenteerd voor estradiol en de geconjugeerde oestrogenen. Over het risico op endometriumcarcinoom met de minder potente oestrogenen zoals estriol (oraal of vaginaal), diënestrol (vaginaal), of estradiol in zeer lage dosis (vaginaal), verschenen recent in de [ Lancet 353 : 1824-1828(1999) de resultaten van een patiënt-controle ("case-control&quot) studie bij Zweedse postmenopauzale vrouwen. Bij vrouwen die behandeld waren met estriol oraal (1-2 mg p.d.) gedurende minstens 5 jaar was het risico op endometriumcarcinoom driemaal, en het risico op atypische endometriumhyperplasie achtmaal hoger dan bij vrouwen die nooit werden behandeld met estriol. Het risico was afhankelijk van de behandelingsduur, en verdween snel na stoppen van de behandeling. De auteurs stellen dat, zoals bij behandeling met estradiol of met geconjugeerde oestrogenen, ook bij behandeling met estriol oraal, tegelijkertijd een progestageen dient toegediend te worden om zo de kans op endometriumhyperplasie of -carcinoom te verminderen. In deze studie werd geen verhoogd risico op endometriumhyperplasie of -carcinoom gevonden bij vaginale toediening van deze minder potente oestrogenen: de onderzoekers stellen dan ook dat wanneer behandeling van vaginale atrofie het enige doel is, lokale toepassing van deze minder potente oestrogenen te verkiezen is.